Coregonus lavaretus (Linnaeus, 1758)
Grote marene
Uiterlijke kenmerken Lengte tot 60 cm. Er is een vetvin aanwezig. De bek is vrijwel onderstandig; de bovenkaak steekt voor de onderkaak uit. De grote marene heeft een donkere grijsbruine tot zwarte rug met zilveren flanken. Op de zijlijn liggen 95-98 schubben. De grote marene is nauwelijks van de houting te onderscheiden. De grote marene heeft 23-35 kieuwboogaanhangsels, de houting heeft er 38-46. Ook het aantal schubben op de zijlijn verschilt (Coregonus maraena).
Verspreiding Uitheems; zeer zeldzaam. Oorspronkelijk uit Noord Europa en koele, diepe bergmeren van onder andere de Alpen. Wordt zo nu en dan in de Nederlandse wateren aangetroffen.
Habitat Anadroom. Volwassen dieren leven in zee en estuaria. Voor de voortplanting trekken ze de rivieren op. Paait bij voorkeur in diepe meren boven zandige bodems.
Levenswijze Anadroom. Volwassen dieren leven in zee en estuaria. Voor de voortplanting trekken ze de rivieren op.
Voedsel Voornamelijk dierlijk plankton.
Wetgeving en bescherming Opgenomen in de Visserijwet. |