306a. Bijkelkbladen elliptisch tot lancetvormig. Deelvruchtjes gerimpeld, kaal. Plant bovenaan met sterharen. Bloemkroon roze, reukloos. Vijfdelig kaasjeskruid. | ||
306b. Bijkelkbladen lijn- of lijnlancetvormig. Deelvruchtjes glad, behaard. Plant bovenaan voornamelijk met afstaande enkelvoudige haren. Bloemkroon lichtroze of wit, zwak naar muskus geurend. Muskuskaasjeskruid. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6a. Bloemen niet in een hoofdje geplaatst. --> 7
7a. Bloemen met 2 kransen bloembekleedsels (kelk en kroon) die in vorm en/of kleur duidelijk van elkaar verschillen (zie Figuur). --> 8
8a. Kroonbladen tot aan de voet vrij van elkaar. (Elk kroonblad apart afvallend; meeldraden zelden op de kroonbladen ingeplant). --> 9
9a. Bloemen 2-slachtig --> 10
10a. Stengel zonder stekels. --> 11
11a. Vruchtbeginsel(s) bovenstandig. --> 12
12a. Vruchtbeginsel 1, ongedeeld of de delen minstens tot de helft vergroeid; deze bij rijpe vruchten soms wel loslatend. --> 13
13a. Bloemkroon op meer dan 1 manier in 2 gelijke delen te verdelen: kroonbladen hoogstens iets verschillend in grootte (zie bovenste deel figuur hiernaast). --> 14
14a. Kelkbladen 3 of meer. --> 15
15b. Meeldraden 13 of meer óf aan de voet vergroeid in 3(-5) bundels. --> 291
291b. Meeldraden ten minste aan de voet deels met elkaar vergroeid of in bundels. --> 294
294a. Meeldraden onderaan tot een buis vergroeid (zie bovenste deel van figuur hiernaast). Bladen verspreid. Familie Malvaceae - Kaasjeskruidfamilie. --> 295
295a. Kruiden. Bloeiwijzen zonder vleugelvormig steelblad. Helmdraden tot een buis vergroeid. --> 296
296a. Bijkelk aanwezig. --> 297
297a. Stijltakken meer dan 5. Vrucht uit talrijke 1-zadige deelvruchten bestaand. Bloem niet geel. --> 298
298b. Bijkelk (2- of) 3-slippig of bladig. --> 301
301b. Bovenste bladen 2/3 of meer ingesneden, onderste bladen veel minder diep ingesneden. Bloemen onderaan alleenstaand. --> 306