2377a. Vrucht tot 2 cm lang, het zaad iets boven het midden gelegen en de insnijdingen van de vleugels nagenoeg rakend (zie Figuur). Stempels rood- tot witachtig. Langste bladhelft aan de voet meestal zonder lobje. Bladsteel 4-20(-30) mm lang, zachtharig tot vrijwel kaal. Worteluitlopers vaak aanwezig. | ||
2377b. Vrucht 2-2,5 cm lang, het zaad min of meercentraal gelegen en de insnijdingen van de vleugels niet rakend (zie Figuur). Stempels rood. Langste bladhelft aan de voet meestal met een op de steel liggend lobje. Bladsteel tot 4 mm lang, dicht zachtharig. Bladen van de korte zijloten lang toegespitst, 8-16 cm lang, met 12-18 zijnerven in de langste bladhelft, van onderen kortharig, aan de bovenzijde zeer ruw. Meestal zonder worteluitlopers. Ruwe iep. | ||
1b. Meer dan 50 cm hoge struiken of bomen (zie Figuur). --> 2304
2304a. Bladen aanwezig. --> 2305
2305a. Geen klimmende of windende plant. --> 2306
2306a. Blad enkelvoudig, soms lijnvormig in bundels bijeen of schubvormig langs vertakkende twijgen. --> 2307
2307a. Bladrand minder dan een derde ingesneden. --> 2308
2308a. Bladen niet schub- of naaldvormig; indien lijnvormig dan altijd breder dan 3 mm. --> 2309
2309a. Bladen verspreid. --> 2310
2310a. Stekels of doorns afwezig. --> 2311
2311b. Alle zijnerven van de 1e orde in de bladrand eindigend, of indien bladrand gaafrandig pas tegen de bladrand afbuigend (loep!). (zie Figuur). --> 2365
2365a. Bladrand (dubbel) gezaagd of getand; zijnerven 1e orde in de tanden eindigend (zie Figuur). --> 2366
2366a. Bladvoet niet hartvormig, indien hartvormig dan bladschijf meer dan 2x zo lang als breed. --> 2367
2367a. Takken niet met een combinatie van wol- en sterharen. --> 2368
2368a. Blad dubbel gezaagd. --> 2369
2369b. Merg van de twijgen min of meer wit. --> 2375
2375a. Bladvoet scheef. Onderzijde bladen kaal tot behaard, maar niet viltig. Iep. Familie Ulmaceae Iepenfamilie. --> 2376
2376a. Bloemen en vruchten zeer kort gesteeld. Vrucht(beginsel) met kale rand. Zijnerven vaak nabij de bladrand gegaffeld. --> 2377