162a. Bladsegmenten van de 1e orde zonder binnenrandnerf. Middensegment van de grootste bladen aan de voet hoogstens 2 mm breed. Bloemsteel zonder klierharen. Deel-vruchten kaal wordend, zonder klierharen. Kroonbladen 7-9 mm lang, helderpaars, zelden roze. Plant met aangedrukte haren, zonder klierharen. Fijne ooievaarsbek. | ||
162b. Bladsegmenten van de 1e orde met een binnenrandnerf. Middensegment aan de voet meer dan 2 mm breed. Bloemsteel klierharig. Deelvruchten met gewone haren en klierharen. Kroonbladen 4-5 mm lang, paarsrood, zelden roze. Plant met afstaande haren en in het bovenste deel ook met klierharen. Slipbladige ooievaarsbek. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6a. Bloemen niet in een hoofdje geplaatst. --> 7
7a. Bloemen met 2 kransen bloembekleedsels (kelk en kroon) die in vorm en/of kleur duidelijk van elkaar verschillen (zie Figuur). --> 8
8a. Kroonbladen tot aan de voet vrij van elkaar. (Elk kroonblad apart afvallend; meeldraden zelden op de kroonbladen ingeplant). --> 9
9a. Bloemen 2-slachtig --> 10
10a. Stengel zonder stekels. --> 11
11a. Vruchtbeginsel(s) bovenstandig. --> 12
12a. Vruchtbeginsel 1, ongedeeld of de delen minstens tot de helft vergroeid; deze bij rijpe vruchten soms wel loslatend. --> 13
13a. Bloemkroon op meer dan 1 manier in 2 gelijke delen te verdelen: kroonbladen hoogstens iets verschillend in grootte (zie bovenste deel figuur hiernaast). --> 14
14a. Kelkbladen 3 of meer. --> 15
15a. Meeldraden 0-12, vrij. --> 16
16b. Stijl 1 (soms zeer kort), meestal met 1, soms met 2-5 stempels. --> 117
117a. Kelk en kroon 5-tallig. Meeldraden 5 of 10. --> 118
118b. Bladen samengesteld of handvormig ingesneden tot gedeeld. Familie Geraniaceae - Ooievaarsbek-familie. --> 153
153a. Bladen handvormig gelobd of 3-5-tallig. Snavel van de deelvruchten bij rijpheid boogvormig naar boven loslatend, de zaden daarbij vrijkomend. Meeldraden 10, meestal alle met helmknoppen (behalve Geranium pusillum en Geranium robertianum). --> 154
154a. Bladen gelobd tot gespleten, de middelste slip met de zijdelingse verbonden. Haren niet veelcellig. --> 155
155a. Plaat van de kroonbladen (het gekleurde deel ervan) veel langer dan de (ongekleurde) nagel. Kelkbladen afstaand of schuin rechtop-staand, de vrucht niet omsluitend. --> 156
156a. Deelbloeiwijzen 2-bloemig. --> 157
157a. Plant met penwortel. Kroonbladen 2-9(-10) mm lang, roodpaars of bleekviolet. --> 158
158b. Middensegment van de onderste bladen voor 23 of meer vrij van de overige segmenten en vaak veerlobbig. --> 162