Moerasstruisgras SL. 1544
Agrostis canina L. Familie Poaceae.
Diagnostische kenmerken Plant met korte of langere uitlopers, op de knopen met bladen die weinig breder zijn dan 1 mm; deze met een spits tongetje. Bloeiwijze vrij wijd kegelvormig en aan de top vaak overhangend, 3-16 cm lang. Lemma vaak vrij lang genaald (of kafnaald ontbrekend). Palea afwezig of hoogstens tot 0,3 zo lang als het lemma.
Opmerking De relatieve lengte van de palea levert het beste verschilkenmerk tussen deze en Agrostis stolonifera
Hoogte bloeiende plant 0,15-0,75 m. Bloeitijd (Juni-)juli-augustus. Levensvorm Hemikryptofyt.
Standplaats Op natte, zure grond in vennen, veenmoerassen, hooilanden en natte duinvalleien.
Zeldzaamheid en verspreiding Vrij algemeen; zeldzaam in het Fluviatiel district, zeer zeldzaam in het Estuariëndistrict en het Zuidlimburgs district.
Opmerking - Een van de moeilijkste geslachten van de familie, mede omdat de planten alleen door een combinatie van bloem- en vegetatieve kenmerken gekarakteriseerd worden. Voor het onderzoek van de bloemen is een 20 maal vergrotend stereomicroscoop eigenlijk onontbeerlijk. Voor een juiste determinatie is het noodzakelijk om tevens de ondergrondse delen te onderzoeken (aan- of afwezigheid van wortelstokken; aantal schubben van de wortelstokken en de consistentie ervan). De indruk bestaat dat tussenvormen tussen de hier als soorten opgevoerde taxa niet zelden voorkomen; mogelijk zijn niet alle tussenvormen als bastaarden te beschouwen.
- De relatieve lengte van de palea levert het beste verschilkenmerk tussen deze en Agrostis stolonifera.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 1893 Pagina 1941 Pagina 1982 |