Biezenknoppen SL. 0679
Juncus conglomeratus L. Familie Juncaceae.
Diagnostische kenmerken Stengel dofgroen, met meestal 20-50 (onder de bloeiwijze ca. 10) duidelijke, ruwe ribben. Wortelstandige, schedeachtige bladen lichtbruin. Schede van het stengelachtige schutblad van de bloeiwijze met weinig ingerolde randen, daardoor vrij breed; schutblad spoedig geknakt. Bloeiwijze meestal tot een kluwen ineengedrongen; zelden los, dan meestal met gesteelde maar tamelijk dichtbloemige kluwens. Rest van de stijl (in de ingedeukte top van de vrucht) op een kleine verhoging zittend.
Hoogte bloeiende plant 0,20-1,00(-1,20) m. Bloeitijd Mei-juni. Begint 3-4 weken eerder te bloeien dan Juncus effusus. Levensvorm Hemikryptofyt.
Standplaats Op natte, zure grond in schraallanden, duinvalleien, afgravingen, op natte heipaden en kapvlakten.
Zeldzaamheid en verspreiding Algemeen in de Pleistocene districten, het Laagveendistrict en het Waddendistrict, elders vrij zeldzaam. KFK 899.
Opmerking De bastaard Juncus xkern-reichgeltii Reichg. - FB. 5178 (Juncus conglomeratus x Juncus effusus) is min of meer intermediair tussen de ouders. Volgens sommige auteurs (Flora Neerlandica 1, 6: 201; Bot. Notiser 123: 429) zijn zulke planten weinig of niet vruchtbaar, volgens anderen (Gött. Florist. Rundbr. 5: 22; Hybr. Fl. Brit. Is.: 463) wel vruchtbaar, en vormen zij hybridenzwermen.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 1711 |