Alpenbes
SL. 2106

Ribes alpinum L.
Familie Grossulariaceae.

Diagnostische kenmerken
Trossen rechtopstaand. Schutbladen 4-8 mm lang, langer dan de bloemstelen. Planten functioneel tweehuizig. Bladen 3-5-lobbig of -spletig, de bovenzijde met verspreide klierharen. Kelkslippen en kroonbladen groenachtig geel. As van de bloemtros zeer dicht bezet met kortgesteelde klierharen. Bessen rood.

Hoogte bloeiende plant
0,60-1,50 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op vochtige, voedselrijke grond in loofbossen en struikgewas.

Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij zeldzaam in het Renodunaal district, elders zeldzaam. Oorspronkelijk uit bergstreken in Europa en Noord-Afrika.
KFK 355.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2457

Rijk Plantae
Klasse Spermatopsida
Orde Saxifragales
Familie Grossulariaceae
Geslacht Ribes
Soort Ribes alpinum

Wetenschappelijke synoniemen en populaire namen

Alpenbes [Nederlands]

Nederlandse Oecologische Flora 1: 289

Atlas van de Nederlandse Flora 2: 263

P.A. Bakker & E. Boeve, Stinzenplanten. (1985): 120

Zoek verder naar Ribes alpinum op één van de volgende websites:

Waarneming.nl | Nederlands Soortenregister | Catalogue of Life | GBIF

Google | Yahoo | Bing | Wikipedia