Moerasandijvie SL. 1184
Tephroseris palustris (L.) Fourr. Familie Asteraceae.
Diagnostische kenmerken Omwindselbladen alle in 1 rij en even lang, aan de voet zonder kortere buitenomwindselblaadjes, wollig behaard. Stengel kleverig behaard, 1-4 cm dik, hol. Wortelbladen gesteeld, diep bochtig getand, in de bloeitijd meestal afgestorven. Stengelbladen lancetvormig, grof getand tot bijna gaafrandig. Hoofdjes in een vrij dichte schermvormige pluim; met een sterke honinggeur. Plaat van de lintbloemen ca. 1 cm lang, recht. Nootjes sterk geribd, kaal.
Hoogte bloeiende plant 0,30-1,00(-1,50) m. Bloeitijd Mei-juli. Levensvorm Therofyt (soms tweejarig).
Standplaats Op open, natte of drooggevallen, vaak stikstofrijke plaatsen in kreken, afgetrapte slootkanten, duinplassen.
Zeldzaamheid en verspreiding Plaatselijk algemeen in het Laagveendistrict (rond Amsterdam), het Estuariëndistrict (Krammer-Volkerak, Markiezaatsmeer) en de IJsselmeerpolders (Oostvaardersplassen); elders vrij zeldzaam en onbestendig, en dan vaak in lage aantallen.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 1528 |