Akkerkers SL. 1078
Rorippa sylvestris (L.) Besser Familie Brassicaceae.
Diagnostische kenmerken Bladen veerdelig, met smalle, tamelijk kleine eindslip (1/4-1/5 van de totale bladlengte), niet geoord. Vrucht 2-3 maal zo lang als de steel, afstaand (niet teruggeslagen), 9-22 bij 1,0-1,2 mm, snavel tot 1 mm lang. Kroonbladen heldergeel, (2,5-)3-5,5 mm lang.
Hoogte bloeiende plant 0,20-0,45 m. Bloeitijd Juni-september. Levensvorm Hemikryptofyt.
Standplaats Op open tot grazige, natte tot vochtige, meestal omgewerkte grond, vooral in akkers en uiterwaarden.
Zeldzaamheid en verspreiding Zeer algemeen. KFK 899.
Opmerkingen - Zie bij Rorippa armoracioides(x) voor bastaard met Rorippa austrica. - Langs rivieroevers komt voor de vruchtbare bastaard Rorippa xanceps (Wahlenb.) Rchb. (FB. 1077) (= Rorippa amphibia x Rorippa sylvestris; syn. Rorippa xprostrata auct.) Deze vormt vaak bastaardzwermen. Van Rorippa sylvestris te onderscheiden door de grote eindslip van het blad (1/4-2/3 van de totale bladlengte), de meestal deels teruggeslagen vruchtstelen, de kortere, bredere vruchten en de langere snavels. Van Rorippa amphibia onderscheidbaar door de dieper ingesneden bladen en de langere vruchten.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 196 |