Stippelganzenvoet SL. 0310
Chenopodium ficifolium Sm. Familie Amaranthaceae.
Diagnostische kenmerken Middelste en onderste bladen spiesvormig (onder het midden aan weerszijden met een grotere zijslip), de grote middenslip met grotendeels evenwijdige zijden en meestal alleen in het onderste deel getand. Zaden zwart, 0,75-1 mm groot. Cellen van de zaadhuid met een ondiepe langwerpige indeuking (sterke vergroting!).
Hoogte bloeiende plant 0,30-0,90 m. Bloeitijd Juli-september. Levensvorm Therofyt.
Standplaats Op vochtige, stikstofrijke, vaak kalkhoudende, omgewerkte grond in bermen, op bouwterreinen en op akkers.
Zeldzaamheid en verspreiding Vrij algemeen in het Fluviatiel district, de Hafdistricten en de Duindistricten tot op Texel, elders zeldzaam. KFK 788.
Opmerking Jonge planten van deze soort en van Chenopodium album onderscheiden zich als volgt van Atriplex patula (en andere Atriplex-soorten): -Kiembladen nabij de voet plotseling in een smalle steel versmald. Alleen het eerste paar stengelbladen tegenoverstaand, de hogere verspreid:-> Chenopodium -Kiembladen aan de voet geleidelijk versmald. Eerste drie paar bladen tegenoverstaand:-> Atriplex
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 1275 |